Minder ministers? Eerst zien, dan geloven!

vrijdag 16 juli 2010, 11:00, analyse van Peter Bootsma

Scheidend informateur Tjeenk Willink heeft voor de paars-plus-partijen (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks) een notitie achtergelaten die bouwstenen voor hun coalitie kan vormen. Eén daarvan is het naar voren halen van wat traditioneel de laatste twee van de vier p’s zijn, die nodig zijn voor een nieuw kabinet: achtereenvolgens zijn dat een combinatie van partijen, een programma, een portefeuilleverdeling en de poppetjes.

Tjeenk Willink schreef een intrigerende bijlage bij zijn eindverslag, waarin hij aanraadt om, als de contouren van een programma van de deelnemende partijen er zijn, ‘allereerst de portefeuilleverdeling en de personele samenstelling’ te bespreken.

Begin deze week is bovendien Jacques Wallage aangetreden, als één van twee informateurs. Als voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur diende hij al op 21 juni met vooruitziende blik zijn huidige collega-informateur Uri Rosenthal van advies. Hij pleitte ervoor om niet het aantal departementen te beperken, maar wel het aantal ministers. Wallage ziet naast de minister-president en de minister van Financiën nog plaats voor zes of zeven ministers.

Bepaald niet uit te sluiten valt dan ook dat de informateurs en onderhandelaars al aan het puzzelen zijn geslagen op enige achterzijden van sigarendoosjes. Dat zal hen waarschijnlijk niet vrolijker gestemd hebben.

Een reden daarvoor is de verkiezingsuitslag. Deze wijst namelijk tamelijk dwingend op een verdeelsleutel voor de ministersposten in een paars-plus-coalitie. D66 en GroenLinks hebben immers elk 10 zetels; de PvdA heeft er 30 en de VVD slechts één meer. Het ligt dan wel zeer voor de hand dat PvdA en VVD elk driemaal zoveel ministers leveren als D66 en GroenLinks. Een andere verdeelsleutel zal al snel beschouwd kunnen worden als een weeffout in het kabinet, aangezien er dan altijd minstens een partij zwaar over- en dus ook minstens een onderbedeeld zal zijn.

Zo’n verdeling is op slechts twee manieren mogelijk. Als de redenering van Wallage wordt gevolgd, krijgen D66 en GroenLinks elk één ministerspost; PvdA en VVD krijgen er elk drie, zodat het totaal aantal ministersposten inderdaad op acht uitkomt.

Het is zeer de vraag of D66 en GroenLinks daarmee zullen instemmen: hun ene minister treft dan slechts niet-partijgenoten aan onder zijn collega’s. Dat overkwam voor het laatst Hans Gruijters in het kabinet-Den Uyl. Zijn partij, D66, verging het toen zodanig slecht dat hij maar als adagium ging voeren dat het wel zo rustig regeerde zonder partij achter je.

Een keus voor acht ministers levert nog een ander probleem op. Over de afgelopen 40 jaar beschouwd, sinds de totstandkoming van het CDA, wilden regeringspartijen steeds een plek in de sociaal-economische driehoek (Sociale Zaken, Economische Zaken en Financiën). In economisch moeilijke tijden blijkt namelijk steeds weer dat deze ‘driehoek’ leidend is, al hangt het er voor Economische Zaken wel mede van af of daar een bewindspersoon zit die zich dat belang goed realiseert.

Het is in die 40 jaar maar twee keer voorgekomen dat een regeringspartij niet vertegenwoordigd was in deze driehoek: dat lot trof de ChristenUnie in het kabinet-Balkenende IV en D66 in het tweede paarse kabinet. Dat was dan ook precies de twee keer dat er een coalitiepartner was met veel minder zetels dan de overige partijen, die zwaar moest worden overbedeeld om deze in de coalitie te krijgen. Die noodzaak is er nu niet.

Bij de eerste afwijking van bovenstaand patroon, in 2007, had de ChristenUnie naar het schijnt, één zware post kunnen krijgen, en wel Sociale Zaken. Die partij liet echter zwaarder wegen dat zij zich met een programmaministerie onder Rouvoet goed hoopte te kunnen profileren. Het bijkomende voordeel dat Rouvoet dan niet de enige minister van ChristenUnie-huize zou zijn, zal zeker hebben meegewogen.

In het tweede paarse kabinet was D66 met drie ministersposten eveneens zwaar overbedeeld. Dat Wijers na het eerste paarse kabinet zijn vertrek aankondigde, na vier jaar op tamelijk kleurrijke wijze Economische Zaken bestierd te hebben, was er mede de oorzaak van dat zijn partij een plek in de ‘driehoek’ verloren zag gaan.

Anno 2010 is de puzzel nog ingewikkelder. Er zal altijd een partij uit de ‘driehoek’ vallen, mogelijk GroenLinks of D66, aangezien dat nu eenmaal de twee kleine regeringspartijen zijn naast grote broers VVD en PvdA.

Wordt echter uitgegaan van acht ministersposten, waarvoor ook GroenLinks zich al eens heeft uitgesproken, dan wordt de puzzel nog veel ingewikkelder. Zo pleitte GroenLinks al voor één minister voor zowel Financiën als Economische Zaken. Die post zal dan ongetwijfeld door PvdA of VVD geclaimd worden. Voor de andere grote partij resteert dan Sociale Zaken (met wat erbij, overigens?). Dan zouden D66 en GroenLinks zelfs allebei uit de ‘driehoek’ kunnen vallen. Daar zullen zij beide zware compensatie voor vragen. Dat vergt intensief onderhandelen, en dat valt niet mee als er maar acht ministersposten te verdelen zijn.

Waarschijnlijker is dan ook dat de vier partijen erg in de verleiding komen door het aantal ministers van het afgelopen kabinet, namelijk zestien. Dat verruimt de onderhandelingsmogelijkheden, en het geeft D66 en GroenLinks de mogelijkheid elk twee ministers te leveren, tegen PvdA en VVD elk zes. Wij stevenen aldus gewoon, ouderwets, af op zestien ministers.    

Peter Bootsma promoveert aan het Montesquieu Instituut van de Universiteit Maastricht op coalitievorming