Transparantie kent zijn grenzen

vrijdag 6 september 2013, 9:33

DEN HAAG (PDC) - Transparantie is de afgelopen jaren de norm geweest in de samenleving en het openbare bestuur. De opvatting heerste dat alles maar openbaar moest worden gemaakt en dat dit zou zorgen voor meer vertrouwen van de burger in de overheid. Erna Scholtes stelt, in de afsluitende rede van de afgelopen Zomerconferentie gisteren, dat dit niet altijd het geval hoeft te zijn en dat transparantie haar grenzen kent. Ook Ankie Broekers-Knol, voorzitter van de Eerste Kamer, noemde teveel openheid in de politiek niet gewenst.

Volgens Scholtes vormt transparantie een democratische waarde. Het geeft de burger meer vertrouwen in het politieke proces en het zorgt ervoor dat de burger de overheid kan controleren in haar besluitvorming. Broekers-Knol erkent het belang van transparantie in het openbare bestuur en laat dan ook zien hoe de Eerste Kamer zowel formeel als informeel openbaarheid nastreeft. Zo zijn plenaire vergaderingen openbaar en zelfs te volgen via internet, en worden notulen van vergaderingen op de website aangeboden.

Het belang van transparantie voor de democratie betekent echter niet dat transparantie de norm is. Er zijn nog steeds erkende vormen van non-transparantie zichtbaar in de samenleving en de politiek. Bij deze vormen van non-transparantie, zoals het beroepsgeheim of het formatieproces van een kabinet, was de heersende opvatting dat dit in beslotenheid moest kunnen gebeuren. Scholtes laat zien dat zelfs aan deze erkende non-transparante vormen steeds meer wordt gemorreld. Een brede roep om alles openbaar te maken heeft de gangbare vormen van beslotenheid in de hoek gedreven.

Scholtes vraagt zich af of de zucht naar volledige transparantie werkt en noemt het in potentie zelfs risicovol. Het kan het wantrouwen van burgers, dat wat het beoogd weg te nemen, voeden, op het moment dat incidenteel geen openheid wordt gegeven. Ook Broekers-Knol beschouwt teveel openheid als ongewenst. Het kan het bereiken van compromissen bemoeilijken en zou in het proces van oordeelvorming kunnen verstoren. Zowel Scholtes als Broekers-Knol zeggen dan ook dat er een grens aan transparantie zit.

De gedachte die achter de wijdverspreide drang naar totale openbaarheid schuilgaat, is volgens Scholtes dat beslissingen rationeel worden genomen en daardoor objectief van aard zijn. Informatie is echter altijd gekleurd. Iedereen geeft zelf betekenis aan de informatie die hij of zij verkrijgt en vertekent het daardoor in meer of mindere mate. Totale transparantie is daardoor een fictie.

Er zou volgens Scholtes een realistischere kijk op transparantie moeten komen en ze observeert een beginnende beweging daar naar toe. Er moet ruimte komen voor nederigheid en gezonde argwaan jegens de politieke processen, in plaats van dat bij voorbaat wantrouwen wordt opgeroepen bij het besloten houden van informatie. Openheid moet niet meer als de norm worden beschouwd. Transparantie dient een houding te worden en in het gedrag van een persoon verankerd zijn. Dan pas krijgen burgers meer vertrouwen in het politieke proces en wordt de democratie echt gediend.