De voorspellende waarde van gemeenteraadsverkiezingen

maandag 26 februari 2018, Hans Rodenburg

Hoewel weinig politici het openlijk zullen bekennen, worden de gemeenteraadsverkiezingen algemeen gezien als opiniepeiling voor de landelijke politiek. Misschien wel het duidelijkste voorbeeld hiervan waren de gemeenteraadsverkiezingen van 2 maart 1994, slechts twee maanden voordat de landelijke verkiezingen zouden plaatsvinden.

Naast enkele thema’s die vooral lokaal grote betekenis hadden, zoals de aanleg van de Betuwelijn en oplopende culturele spanningen in oude stadswijken, waren het vooral landelijke onderwerpen die de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen zouden beslissen. Het derde kabinet-Lubbers, dat in 1989 van start was gegaan, was voor velen uitgelopen op een teleurstelling. Hoewel het kabinet van CDA en PvdA was aangetreden met aansprekende beloftes om na jaren van bezuinigingsbeleid eindelijk weer te investeren, werd zij al snel geconfronteerd met een terugzakkende economie. De trots aangekondigde sociale vernieuwingsagenda verdween hierop naar de achtergrond en al snel greep het kabinet terug op het bekende recept van voorgaande jaren: bezuinigen op de sociale zekerheid.

Beloftes of de macht

Het belangrijkste doelwit van de bezuinigingsoperatie was de WAO. Het aantal arbeidsongeschikten was in de loop der jaren opgelopen tot de onwerkelijke hoogte van bijna 1 miljoen en steeds meer politici raakten doordrongen van de noodzaak tot hervorming. Voor regeringspartij PvdA was dit echter zeer pijnlijk. De sociaaldemocraten hadden zich nadrukkelijk geprofileerd als hoeder van de sociale zekerheid en hun achterban was beloofd dat de WAO onaangetast zou blijven. Na jaren van oppositievoeren wilde de PvdA echter eveneens bewijzen dat zij een volwaardige regeringspartner kon zijn. Daarom werd na intensieve onderhandelingen tussen fracties en bewindslieden toch besloten akkoord te gaan met de WAO-herziening, ondanks de beloftes aan de achterban. Enorme maatschappelijke onrust was het gevolg. Het was duidelijk dat veel kiezers dit de PvdA nog jaren zouden nadragen.

Vervreemde ouderen

Ook het CDA kampte met groeiende populariteitsproblemen. Na ruim een decennium had Lubbers aangekondigd het partijleidersstokje door te geven aan Elco Brinkman, die het land introk met een uitgesproken rechtse bezuinigingsagenda. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen bleek echter dat veel kiezers zich niet konden vinden in de wens het bezuinigingsbeleid nog langer door te zetten. Toen Brinkman kort voor de verkiezingen ook nog bekendmaakte dat alle uitkeringen vier jaar lang bevroren moesten worden, sloeg de vlam in de pan. Vooral onder ouderen ontstond het gevoel dat zij de sluitpost voor de rijksbegroting waren geworden. Een jaar eerder was al ingrijpend bezuinigd op de bejaardenoorden en nu zouden ook de AOW-uitkeringen vier jaar lang worden stilgelegd. In tal van gemeenten werden ouderenpartijen opgericht als alternatief voor ontevreden oudere CDA-kiezers.

Historische ontrouw

De eerste mogelijkheid om af te rekenen met de regeringspartijen kwam bij de gemeenteraadsverkiezingen. In een klap verloren CDA en PvdA ruim 20 procent van hun zetels, het grootste naoorlogse verlies dat regeringspartijen tot dan toe hadden geleden. De kiezer had zich in de woorden van NOS-verslaggever Ferry Mingelen ‘buitengewoon ontrouw’ gedragen. Hoewel traditionele partijen als D66, VVD en GroenLinks wisten te profiteren van het verlies, waren het vooral de ‘buitenstaanders’ die winst boekten. De Centrumdemocraten van Hans Janmaat verzevenvoudigden hun zetelaantal in de gemeenteraden en de nochtans lokaal opererende SP wist haar zetels bijna te verdubbelen.

De lokale partijen profiteerden eveneens. In Hilversum werd Jan Nagel met zijn partij Leefbaar Hilversum in één keer de grootste en ook de lokale ouderenpartijen boekten grote winst. Voor twee van deze ouderenpartijen, het Algemeen Ouderen Verbond (AOV) en de Politieke Unie 55+, was het succes zo groot dat zij besloten de sprong te wagen naar de landelijke politiek. Ondanks de wanhopige verklaring van PvdA-voorman Wim Kok dat de gemeenteraadsverkiezingen weinig betekenden voor de landelijke uitslag, maakte iedereen zich op voor een politieke aardverschuiving.

Landelijke afrekening

Die verwachtingen kwamen twee maanden later volop uit. Het CDA kreeg een historisch pak slaag met 20 zetels verlies en ook de PvdA leverde 12 zetels in. Zoals de gemeenteraadsverkiezingen hadden voorspeld, profiteerden vooral VVD en D66 van deze terugval, waarmee de basis werd gelegd voor de vorming van het eerste Paarse kabinet.

Opnieuw waren het echter ook de buitenstaanders die profiteerden. De Centrumdemocraten verdrievoudigden hun ene Kamerzetel en de SP wist na vele jaren van hard werken eindelijk een plek in de Kamer te veroveren met twee zetels. De meest opzienbarende doorbraak werd echter gemaakt door de ouderenpartijen. Hoewel de Unie 55+ slechts één zetel wist te veroveren, kwam het AOV met zes zetels de Kamer in. In de korte twee maanden tussen de verkiezingen had de partij met financiële steun van Frits Philips een uiterst succesvolle campagne opgezet. Ondermeer door een massale bijeenkomst in het Philips Stadion was de ouderenpartij er zo in geslaagd de gemeenteraadsverkiezingen te gebruiken als springplank naar de nationale politiek.

Met het verlies van regeringspartijen CDA en PvdA en het eclatante succes van de zogenaamde politieke buitenstaanders vormden de verkiezingen van 1994 misschien wel het meest sprekende voorbeeld van de voorspellende waarde die lokale verkiezingen kunnen hebben. Hoewel de landelijke verkiezingen momenteel nog ver weg lijken, valt het te verwachten dat ook de komende gemeenteraadsverkiezingen gebruikt zullen worden als graadmeter voor de landelijke politiek.

Meer weten over de gemeenteraadsverkiezingen van 1994? De NOS heeft op haar website korte beeldverslagen waarin wordt teruggeblikt op de verkiezingen: https://nos.nl/video/601728-terugblik-gemeenteraad-1994-lang.html