‘De Minister moet geene voorwendsels of uitvlugten zoeken’

maandag 29 oktober 2018, 13:00, dhr Guido Enthoven

De informatievoorziening aan het parlement is een terugkerend probleem. Regelmatig vindt de Kamer dat zij onvoldoende, selectief, te laat, of zelfs onjuist geïnformeerd wordt. Recente discussies vonden plaats rond bijvoorbeeld de memo’s over de dividendbelasting, de ICT-problemen bij de NVWA, de Fipronil-affaire en de verlate publicatie van het CTIVD-rapport bij het referendum over de ‘Sleepwet’. Informatie speelt een belangrijke rol in besluitvormingsprocessen en bij het maken van politieke keuzes. Gebrekkige informatievoorziening blijkt een terugkerend thema te zijn in parlementaire onderzoeken en enquêtes van de laatste decennia.

De relatie tussen informatie en politiek raakt aan de relatie tussen kennis en macht.Amerikanen plegen het compact uit te drukken: ‘Information is power because it’s the substance of which decisions are made.’ Informatie is cruciaal en een strategisch middel bij uitstek om een positie neer te zetten of te verstevigen. De stelling ‘kennis is macht’ (Bacon) wordt bevestigd in meer recent onderzoek waarin een nadrukkelijk verband tussen informatie, kennis en macht wordt geconstateerd (o.a. Flyvbjerg, ’t Hart, Fischer). Machtige actoren beschikken doorgaans over meer informatie, de mogelijkheid om relevante informatie te verwerven en over het vermogen tot het selecteren en sturen van informatie. Kennis en macht zijn begrippen die elkaar construeren: kennis kan bijdragen aan het versterken van iemands machtspositie; macht kan bijdragen aan het versterken van iemands kennispositie.

Wat kunnen het parlement en de regering doen om de informatievoorziening te verbeteren? Departementen kunnen de Kamer op verschillende manieren bedienen.

  • Ruimhartig informeren, in de geest van de grondlegger van ons staatsbestel: «Mijne Heeren, ik meen, dat wanneer aan een Minister inlichtingen worden gevraagd, de Minister geene voorwendsels of uitvlugten moet zoeken. (…) Het is de pligt van den Minister en het moet hem aangenaam zijn in de ruimsten omvang de ophelderingen te geven, die men verlangt. (…) De Minister moet niet ontduiken, maar tegemoet komen; hij moet, mijns inziens, niet blijven beneden hetgeen men verlangt; hij moet, integendeel, voor het geval dat men zich met zijne opheldering niet voldaan achtte, meer aanbieden.» Aldus Thorbecke in 1854.
  • Meer stukken actief openbaar maken en aan de Kamer aanbieden. Daarbij kan gedacht worden aan een aantal informatiecategorieën zoals ook in het wetsontwerp Wet open overheid (Woo) benoemd: onderzoeksrapporten, jaarplannen, beleidsevaluaties, inspectierapporten en inkoopinformatie, agenda en besluitenlijst Ministerraad.
  • Investeren in ‘open by design’. De sleutel voor een effectieve aanpak van openbaarheid en een actieve informatieverstrekking is het inregelen hiervan in het primair proces, ‘aan de voorkant’, bij de productie van informatie. Inmiddels zijn er enkele overheden waaronder de Provincie.

Voor het parlement staan de volgende opties open:

  • Vragen stellen, mondeling en schriftelijk, en bij ontwijkende antwoorden blijven doorvragen en blijven agenderen. Enige volharding is soms nodig: na 14 Kamerdebatten kwam de waarheid boven tafel over de politieke steun aan de oorlog in Irak.
  • Een dossier promoveren tot ‘Groot Project’, inclusief de daarbij behorende informatieverplichtingen over voortgang en risico’s.
  • De minister aanspreken op de actuele interpretatie van de informatieplicht ex. art 68 Grw. ‘Bij de verantwoordingsplicht van de bewindspersoon hoort dat de argumenten die ten grondslag liggen aan het besluit, de risico’s die in kaart zijn gebracht en andere relevante informatie, worden opgenomen in de stukken waarmee het parlement geïnformeerd wordt. Dat draagt bij aan een transparante verantwoording van keuzes.’ (Minister Plasterk, kst. 28362, nr. 8).

Uiteindelijk ligt de macht en de beslissing om toegang te krijgen tot informatie wel degelijk bij de Tweede Kamer zélf. Tot dusver durft de Kamer dat recht niet altijd op te eisen, of daadwerkelijk door te pakken, hoewel zij staatsrechtelijk wel degelijk in de positie verkeert om zulks te doen. Sinds de ‘Luxemburgse kwestie’ – het terugkerend conflict tussen Willem III en de Kamer in de 19e eeuw - is het uiteindelijk het parlement dat de regels stelt in het verkeer tussen kabinet en kamer. Het wordt tijd dat dit oude staatsrechtelijk beginsel leidraad wordt in de hedendaagse informatierelatie tussen regering en parlement.

Mr. dr. Guido Enthoven is oprichter van Instituut Maatschappelijke Innovatie. Hij promoveerde op het proefschrift ‘Hoe vertellen we het de Kamer?’

Deze bijdrage stond in