De brexit blijft ons verbazen en boeien

maandag 26 augustus 2019, 13:00, analyse van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

Het aftreden van Theresa May was onontkoombaar; de verkiezing van Boris Johnson was voorspelbaar, maar het brexitdossier is nog steeds hetzelfde. De meerderheid van de regering Johnson is een ietsiepietsie gekrompen met een zetel na een verloren tussentijdse verkiezing in een district in Wales. De zetel ging naar de LibDems die een krachtige Remain campagne voeren, en die een alliantie hadden met de Greens en Plaid Cymru die geen kandidaat hadden gesteld.

Voor de brexit zijn de opties eigenlijk nog steeds dezelfde:

  • 1. 
    Een brexit per 31 oktober 2019 met aanvaarding van de huidige afspraken;
  • 2. 
    Een verder uitstel van de brexit datum;
  • 3. 
    Een harde brexit per 31 oktober 2019;
  • 4. 
    Verkiezingen op zo kort mogelijke termijn, met daaraan gekoppeld een uitstel van de brexit;
  • 5. 
    Een nieuw referendum, met eveneens gekoppeld een uitstel van de brexit;
  • 6. 
    Een nieuwe brexit overeenkomst (en vooral dan met een eliminering van de backstop).
  • 7. 
    Nieuw is de aankondiging van Boris Johnson om voor einde oktober het parlement te verdagen (prorogue), zodat het zich niet kan verzetten tegen een harde brexit.

De eerste, tweede en vijfde optie lijken weinig waarschijnlijk gelet op de uitlatingen van de nieuwe premier en de samenstelling van zijn kabinet. De tweede optie is eveneens weinig realistisch vanuit de EU, tenzij er sprake zou zijn van verkiezingen (optie 4). De zesde optie, die eventueel nog een uitstel met zich zou kunnen brengen, zou wat de regering Johnson mogelijk zijn maar heeft tot nog toe op weinig instemming van de EU geleid. Dan resteren opties 3 en 4: een harde brexit of verkiezingen op korte termijn.

Harde brexit

Allereerst is er de optie van de harde brexit: tot nog toe was daar geen meerderheid voor in het House of Commons, zoals er nog nergens een meerderheid voor was. Europees rechtelijk hoeft dat waarschijnlijk ook niet, want naar Europees recht is de art. 50 notificatie in 2017 correct gedaan, bevoegd verlengd, waarbij een verdere verlenging mogelijk is, maar bij een niet-verlenging en een niet-intrekking, effect krijgt. Stel dat het House of Commons zich in een echte stemming tegen een harde Brexit zou keren, dan kan deze zomaar effect krijgen, indien de regering Johnson niet om een intrekking vraagt.

Het lastige daarbij is dat, als Johnson al een opschorting zou willen, daarvoor instemming van de EU (en alle lidstaten) nodig is; en dat wat mogelijk is, een unilaterale intrekking van de art. 50 Brexit aanvraag, politiek in het VK evenmin een meerderheid heeft en al helemaal niet van de huidige regering kan worden verwacht.

Stel nu dat een meerderheid van het parlement zich voor 31 oktober in een bindende stemming tegen een harde Brexit zou keren, dan is de enige mogelijkheid om dat een vervolg te laten krijgen in en met een formele stemming over een motie van wantrouwen zoals beschreven in de Fixed Term Parliaments Act. Dat wil zeggen met stappen die leiden tot het aftreden van de huidige regering.

Alsdan kunnen er nieuwe verkiezingen komen en ligt een uitstel van de Brexit voor de hand. Maar dat uitstel zou dan wel gevraagd moeten worden, en wat als de demissionaire premier en zijn regering dat niet doen? Onbestaanbaar, of toch niet?

Optie 4, de harde brexit, gaat ervan uit dat Boris Johnson met een grote sprong voorwaarts wars is van de wel erg kleine meerderheid met een verdeelde partij en de gok neemt dat hij als goede campaigner in staat zal zijn een meerderheid te verkrijgen en de andere partijen te verslaan. ALS dat lukt krijgt hij daarmee steun en macht, maar de kans op falen is evenzogoed aanwezig.

Verdaging van het parlement?

Dan over optie 7: het recht om het parlement tijdelijk te verdagen is een aan het staatshoofd toekomend prerogatief (het laatst uitgeoefend in 1948 toen het House of Lords zich verzette tegen de Parliaments Bill waarmee zijn bevoegdheden werden ingeperkt). Het staatshoofd oefent die bevoegdheid uit na en op verzoek van de premier. Inmiddels is een rechtszaak aanhangig bij het Court of Sessions in Edinburgh waarin een grote groep eisers/parlementariërs van de rechter vragen uit te spreken dat een dergelijk verzoek van de premier onrechtmatig en onconstitutioneel is. De zitting staat inmiddels gepland voor 6 september, en de uitspraak wordt voor 31 oktober verwacht. De ophef daarover is inderdaad verklaarbaar: het staatshoofd wordt in een waarlijk lastige positie gebracht, zowel door honorering van het verzoek als door een eventuele weigering. En het tijdelijk verdagen van een parlement is niet bepaald een instrument dat past in een parlementaire democratie.

Versnipperd partijlandschap

Op het moment lijkt het partijlandschap een vier partijenlandschap: de partij van Johnson heeft ernstig te lijden onder de Brexit Party van Nigel Farrage, zoals bleek bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. Daarnaast liggen de Libdems op de loer voor het smaldeel van de remain conservatieven. Labour deed het al eveneens slecht bij de kiezer, die Corbyn niet echt vertrouwt en uitzwermt naar de Libdems dan wel de Brexit Party.

Maar als Boris Johnson de brexit weet te realiseren voor er verkiezingen worden gehouden, is een belangrijk campagnepunt van de Libdems (remainers) even van de markt, en dan hangt het ervan af wat de feitelijke situatie na de brexit is. Schaarste, ontslagen, een dalende beurs en dalend pond, een wereldmarkt die lijdt onder de handelsgeschillen tussen de VS en China, onrust in Noord Ierland door en na sluiting van de grens met Ierland en een roep om onafhankelijkheid van Schotland, een morrende hoofdstad? Het zou wat zijn als na 31 oktober de economische werkelijkheid verslechtert en de onvrede toeneemt, Schotland roept om een nieuw referendum voor onafhankelijkheid, en Noord-Ierland niet alleen onrustig wordt maar ook weer onder rechtstreeks bestuur van Westminster wordt gebracht.

Misschien dat het sluiten van de grenzen tussen Noord-Ierland en Ierland ten overstaan van de kiezers nog geweten kan worden aan de EU; maar dat zal niet gaan voor de andere euvels. Dan zal de kiezer, hoe ook het referendum in 2016 luidde, de schuld geven aan degenen die het zover hebben laten komen en niet in staat waren een overeenkomst met de EU te sluiten, of beter, alles hebben gedaan om zo’n overeenkomst niet te sluiten.

Wat dus nu?

Voorspellen blijft lastig, maar de gok die Cameron destijds, overmoedig geworden na het Schotse referendum, heeft genomen door het brexit referendum uit te schrijven, de compromisloosheid van Brexiteers, de onderschatting door een deel van de kiezers van de afloop van het referendum, de verdeeldheid op dit dossier van beide grote partijen, de verdeeldheid binnen het VK en ook binnen de grote partijen, de onderschatting van de competentie van de EU om te onderhandelen met een stem, en eigen persoonlijke ijdelheden leiden tot de huidige troebele situatie.

Het enige wat gezegd kan worden is dat degenen die de Brexit op de wagen hebben gezet, en ferm brexit means brexit hebben geroepen, nu aan het stuur zitten en de brokstukken moeten lijmen, de problemen moeten oplossen en de constitutionele instabiliteiten in het Verenigd Koninkrijk en in het parlement en in de bevolking moeten oplossen.

Aalt Willem Heringa is hoogleraar vergelijkend staats-en bestuursrecht aan de Universiteit van Maastricht.