J’Accuse! Daagt Nederland Slowakije voor de Europese rechter?

donderdag 18 december 2025, 13:00, Dr. Marijn van der Sluis

In het verkiezingstumult is de Motie-Dassen op 16 oktober 2025 over Slowakije ondergesneeuwd. De breed gesteunde motie verzoekt de regering om een klacht in te dienen tegen Slowakije bij het Europese Hof van Justitie. Als reden wordt opgegeven een recente grondwetswijziging “waarbij het nationale recht boven het EU-recht wordt geplaatst en waarmee de rechten van LHBTI-personen worden ingeperkt”. Dat is volgens de motie in strijd met het EU-recht.

Mocht de regering inderdaad overgaan tot het indienen van de klacht bij het Hof van Justitie, dan zou dat een nieuw hoofdstuk zijn in de strijd tegen de rule-of-law backsliding in de EU. In verschillende EU-lidstaten, met Hongarije als voornaamste voorbeeld, nemen de betreffende regeringen het al langere tijd niet al te nauw met de rechtsstaat. In reactie daarop heeft de EU verschillende maatregelen genomen. Zo heeft de Commissie enkele keren lidstaten voor het Hof van Justitie gedaagd, waarbij het Hof inderdaad overtredingen van het EU-recht vaststelde. Ook houdt de EU miljarden aan subsidie in. De effectiviteit van al deze maatregelen valt te betwijfelen. De maatregelen worden als ongewenste Europese bemoeienis gezien. Daarom is er in de academische literatuur gepleit om artikel 259 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in te zetten: daarbij daagt niet de Europese Commissie een lidstaat voor de rechter, maar doet een andere lidstaat dit. In plaats van aangesproken te worden door die ‘ongekozen bureaucraten uit Brussel’, komen de klachten direct van andere landen: peer pressure.

In 2020 nam de Kamer ook al eens een motie aan over het gebruik van artikel 259 VWEU. Toen werd de regering verzocht “de nodige voorbereidingen te treffen om, bij voorkeur in samenwerking met gelijkgezinde lidstaten, Polen voor het Hof van Justitie van de EU te dagen”. In een reactie op de motie gaf de regering aan waarom zij een dergelijke klacht niet wilde indienen. In de eerste plaats had de Commissie ondertussen aanvullende actie ondernomen, maar de regering benadrukte ook de terughoudendheid om een dergelijke actie te starten. Zo ontbreekt de nodige juridische expertise over het recht van andere lidstaten en zou het de bilaterale dialoog ernstig verstoren. De gedachte is dat er een taakverdeling is tussen de lidstaten en de Commissie. Waar de Commissie zware juridische instrumenten kan inzetten, gaan de lidstaten achter de schermen de dialoog aan: gebruik maken van artikel 259 VWEU doorbreekt deze good cop/bad cop dynamiek. Rechtszaken op basis van dit artikel zijn dan ook zeldzaam. Wat wel gebeurt is dat lidstaten hun klachten eerst voorleggen aan de Commissie, die dan besluit de procedure verder over te nemen.

Opvallend aan de Motie-Dassen is dat voorbij wordt gegaan aan deze overwegingen. Voorzichtigheid maakt plaats voor daadkracht. We moeten gewoon harder optreden tegen populisten die de rechtsstaat schenden, lijkt de gedachte. Daarvan ben ik zeker voorstander, maar in dit geval zijn er toch wel wat kanttekeningen te plaatsen bij de oproep.

Zo zijn de juridische gevolgen van de Slowaakse grondwetswijziging niet duidelijk. Een deel van de wijzigingen gaat over de bescherming van de soevereiniteit en nationale identiteit van Slowakije. In de toelichting bij de wijzigingsvoorstellen wordt uitgelegd dat daarmee wordt gedoeld op activistische internationale rechters en organisaties, zoals de EU. De werking van het EU-recht moet worden beperkt als de nationale identiteit in gevaar komt. In verschillende EU-lidstaten maken rechters een vergelijkbaar voorbehoud bij de toepassing van EU-recht, merkte ook de Venetië-Commissie op in een spoedadvies over wijzigingsvoorstellen. De relatie tussen nationaal recht en EU-recht is in veel lidstaten al een lange tijd onderwerp van debat. Daarbij draait het onder andere om de vraag wat nationale identiteit in de praktijk precies betekent. Of Slowakije het nationale recht boven het EU-recht plaatst, zoals de motie-Dassen onomwonden stelt, hangt dus vooral af van hoe de bepaling in de praktijk wordt gebruikt. Nu al naar de Europese rechter stappen vanwege een overtreding van het EU-recht is dan ook te vroeg.

Over de grondwetswijzigingen over het beperken van LHBTI-rechten was de Venetië-Commissie kritischer, voornamelijk vanuit het licht van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Maar een eventuele schending van het EVRM betekent niet automatisch dat ook het EU-recht geschonden wordt. Het Hof van Justitie is ondertussen ook vrij actief op dit gebied, maar de juridische impact van deze zaken valt nog moeilijk in te schatten.

Kortom, het ligt niet voor de hand dat de regering deze motie zal uitvoeren. Het is goed dat de Kamer harder wil optreden om de rechtsstaat te beschermen, maar ik betwijfel of juist op dit punt een nieuwe aanpak nuttig is.