Europese Unie: beslissingen vóór ons, of dóór ons?

maandag 25 maart 2019, 13:00, column van mw Linda Stuurman

EU voert nieuwe investeringsregels in [1] en Brussel verbiedt wegwerpplastic.[2] Wie de krant openslaat krijgt al snel het idee dat ‘Europa’ allerlei zaken ‘voor ons’ beslist. Maar wat wordt er nu eigenlijk bedoeld met ‘Brussel?’ Met andere woorden: wie nemen de besluiten in de Europese Unie?

Wie zijn de Raad en het Europees Parlement?

De EU kent twee besluitvormingsorganen: de Raad van de Europese Unie (de Raad) en het Europees Parlement (EP). Deze twee instellingen vormen samen de wetgevende macht en zijn de enige organen die over Europese voorstellen beslissen. De Europese Commissie dient voorstellen in, vaak gebaseerd op prioriteiten die worden vastgelegd door de regeringsleiders van de lidstaten in de Europese Raad.

De Raad van de Europese Unie, ook wel de Raad van Ministers, of kortweg ‘de Raad’ genoemd, bestaat uit de ministers die over een bepaalde portefeuille gaan. Zo beslissen in de Raad voor Landbouw en Visserij de (nu nog) 28 ‘ministers van Landbouw’ over voorstellen die betrekkingen hebben op landbouw en zetelt onze minister van Financiën in de Raad Economische en Financiële Zaken. De Raad kent op deze manier 10 verschillende samenstellingen.

Het Europees Parlement bestaat uit 750 (na brexit 705) vertegenwoordigers van EU-burgers. Eens in de vijf jaar vinden de Europese Parlementsverkiezingen plaats. Kiezers stemmen op een kandidaat verbonden aan een nationale partij. In het Europees Parlement zijn de nationale partijen onderverdeeld in acht Europese fracties. Daarnaast heeft een aantal onafhankelijke Europarlementariërs zitting in het EP. Het aantal zetels dat een lidstaat heeft in het Parlement is gebaseerd op inwoneraantal. Zo heeft Luxemburg 6 zetels, Duitsland 96 zetels en Nederland 26 zetels in het EP.

Gewone wetgevingsprocedure

Hoewel het Parlement in de beginjaren van de EU enkel een raadgevend orgaan was, heeft het inmiddels op de meeste terreinen een doorslaggevende stem. De stem van de individuele lidstaten is daarentegen aan kracht afgenomen. Op bijna alle voorstellen wordt sinds het Verdrag van Lissabon (2007) namelijk de ‘gewone wetgevingsprocedure’ toegepast, waarbij de Raad en het Parlement samen besluiten nemen. Het proces gaat als volgt in zijn werk:

  • 1. 
    De Europese Commissie dient een voorstel in.
  • 2. 
    Het voorstel wordt gelijktijdig behandeld in het Europees Parlement en de Raad.
  • 3. 
    Het Europees Parlement brengt het voorstel als eerste in stemming. Het voorstel kan worden goedgekeurd of worden gewijzigd.
  • 4. 
    Vervolgens stemt de Raad over het voorstel. Stemt minstens 55% van de lidstaten vóór het voorstel en vertegenwoordigen zij samen minimaal 65% van de EU-bevolking, dan is het voorstel aangenomen. De Raad kan het voorstel ook wijzigen.
  • 5. 
    Is dit het geval, dan wordt er opnieuw over het voorstel gestemd in het Europees Parlement. Stemt het in met het voorstel, dan is het voorstel aangenomen. Stemt het Parlement tegen het voorstel, dan is het verworpen. Ook kan het EP nieuwe wijzigingen aanbrengen.
  • 6. 
    Is dit laatste het geval, dan gaat het voorstel terug naar de Commissie, die een advies uitbrengt op het voorstel.
  • 7. 
    Het voorstel wordt opnieuw in stemming gebracht in de Raad. Was de Commissie positief over het voorstel, en stemt minstens 55% van de lidstaten in met het advies en vertegenwoordigen zij minimaal 65% van de EU-bevolking, dan is het aangenomen. Was het advies van de Commissie negatief, dan is unanimiteit nodig om het voorstel alsnog aan te nemen. Ten slotte kan de Raad het voorstel afwijzen.
  • 8. 
    Is dit laatste het geval, dan wordt een bemiddelingscomité geïnstalleerd. Er wordt opnieuw over het voorstel onderhandeld tussen de Raad en het Parlement. Vervolgens kunnen de Raad en het Parlement het voorstel óf goedkeuren, óf afwijzen.
 
gewone wetgevingsprocedure

Tot deze laatste stap komt het echter vrijwel nooit. Gedurende het besluitvormingsproces onderhandelen het Europees Parlement en de Raad voortdurend met elkaar. De meeste voorstellen worden daarom na de eerste lezing al aangenomen.

Verhouding Raad en Parlement

De gewone wetgevingsprocedure wordt op verreweg de meeste terreinen toegepast. De procedure wordt ook wel de ‘codecisie procedure’ genoemd; de Raad en het Europees Parlement beslissen samen, en staan op gelijke voet. Uitzondering op de regel zijn onderwerpen die dichtbij de soevereiniteit van lidstaten liggen, zoals het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Hierop worden ‘bijzondere wetgevingsprocedures’ toegepast, waarbij de unanieme stem van de Raad vaak noodzakelijk is en de stem van het Parlement meestal slechts raadgevend.

Kortom, besluiten in de EU worden genomen door lidstaten en volksvertegenwoordigers. In 90% van de gevallen telt de stem van de ministers in de Raad en die van de Europarlementariërs in het Parlement even zwaar. Het Europees Parlement speelt dus duidelijk geen marginale rol. Toch hangt het opkomstpercentage voor de Europese Parlementsverkiezingen in Nederland nog altijd onder het Europees gemiddelde (in 2014: 43% in de EU, 37% in NL). Wellicht dat hier op 23 mei verandering in komt.

Linda Stuurman is als redacteur betrokken bij de website www.europa-nu.nl.

Deze bijdrage stond in