N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Iets voor zalmneuzen?
‘Dualisme is iets voor zalmneuzen.’
Als minister-president kon Ruud Lubbers zich behoorlijk ergeren aan pleidooien van ‘staatsrechtgeleerden en andere stuurlui-aan-de-wal’ om de afstand tussen Kamer en kabinet te vergroten. Op papier klinkt het reuze aardig om veel meer uit de losse pols te regeren. Maar wordt het land er beter van? Wint het bestuur aan kracht, geloofwaardigheid en vertrouwen als ongeveer over alles een robbertje tussen ministers en kamerleden moet worden gevochten?
Het gemopper van Ruud Lubbers klinkt bijna veertig jaar later gedateerd.
Het ‘Binnenhof’ is in de ban van een nieuwe bestuurscultuur. Het dualisme - niet alles wordt van te voren vastgelegd door de regeringsmeerderheid - is er een vitaal onderdeel van. Geheel in die geest werken de informateurs Johan Remkes en Wouter Koolmees, al ‘pionierend’, aan een beknopt regeerakkoord. De bedoeling is dat de regeringspartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie afspraken op hoofdlijnen maken. Over het wat. Het hoe volgt naderhand. Dat zal te lezen zijn in een regeringsprogramma dat door het nieuwe kabinet eigenstandig wordt uitgewerkt.
Dat klinkt fris, voor Haagse begrippen zelfs vernieuwend. Zeker na al die jaren - beginnend vanaf Lubbers’ eerste kabinet [1982] - waarin in dikke regeerakkoorden pagina na pagina werd vastgelegd wat, hoe en wanneer iets zou worden geregeld. Meestal ook nog eens ‘ingekaderd’ door strakke financiele afspraken over staatsschuld, overheidstekort en belastingdruk. Het was nodig, zo heette het, om voortvarend en daadkrachtig het karwei af te maken.
Dat heeft beslist gewerkt. Maar zo veel jaar later zijn de nadelen van dat monisme [centrale regie vanuit de regerende coalitie] te veel zichtbaar geworden om klakkeloos te negeren. Je legt je in principe voor vier jaar vast. Je maak je wel erg kwetsbaar voor het verwijt dat je als Kamerlid het verstand voor een tijdje op nul hebt gezet. En de Tweede Kamer lijkt af en toe niet meer dan ‘stemvee’.
Maar is het ook verstandig? Wordt het land beter van een scheut dualisme? Kun je het regeren overlaten aan het vrije spel van politieke krachten? Hoe pakt het uit als zo ongeveer alles permanent ter discussie staat? Eerst tussen ministers. Vervolgens binnen de coalitie. En dan weer in de Tweede Kamer. Waarna vroeger of later ook de Eerste Kamer zich meldt om een duit in het zakje te doen.
Het levert ongetwijfeld spannende, misschien wel enerverende debatten op, bloedstollende stemmingen en onverwachte wendingen, spek naar het bekkie van alle Binnenhofwatchers. Er gaat ongetwijfeld een frisse wind waaien. Maar is dat waar het land op zit te wachten? Levert dat dualisme een goed werkende, betrouwbare overheid op? Een stabiel, voorspelbaar bestuur? Evenwichtige, uitvoerbare wetten? Is dat wat het vertrouwen in de politiek - daar gaat het toch om - zal herstellen?
Er is, eerlijk gezegd, een extra reden om beducht te zijn over die dualistische euforie. Dat heeft te maken met de Tweede Kamer, meer dan ooit versplinterd, meer dan ooit opgezweept door scoringsdrift, meer dan ooit in de ban van populistische oprispingen, meer dan ooit gespind op media exposure, meer dan ooit onvoorspelbaar. Waar partijen, zich verdringend achter de interruptiemicrofoon, zo bezig zijn zich zelf te profileren en de ander zwart te maken, ontbreekt een goede voedingsbodem voor een experiment met veel dualisme.
Na de dualistische avonturen ten tijde van Den Uyl en Van Agt wist Ruud Lubbers vermoedelijk als geen ander dat een centrale regie onmisbaar is om een karwei te klaren. Maar dat was toen ook al niet besteed aan ‘zalmneuzen’.
Jan Schinkelshoek, voormalig lid van de Tweede Kamer [CDA], is hoofdredacteur van De Hofvijver