Kamervragen als campagnemiddel

maandag 25 augustus 2025, 13:00, Anchrit Wille & Mark Bovens

Met de verkiezingen in aantocht duiken de lijstjes op over welke Kamerleden het meest actief zijn. Wie doet de meeste debatten? Welke partij dient de meeste moties en amendementen in? Nieuwsmedia zoals NOS, de Groene Amsterdammer, en eerder ook Nieuwsuur, RTL en NRC, deden uitgebreid verslag van de ‘prestaties’ in de Tweede Kamer.

Eén belangrijk instrument ontbrak in die verslagen: de Kamervraag. En dat is opvallend want juist het aantal schriftelijke Kamervragen groeide de afgelopen decennia explosief.

Alle dagen Kamervragen

Aan het einde van de vorige eeuw, in 1998, publiceerde voormalig D66-kamerlid Hans Jeekel, een terugblik op zijn Kamerlidmaatschap. Zijn boekje had de omineuze titel ‘Duizend dagen Kamervragen’. Tot zijn grote teleurstelling bestond het Kamerwerk vooral uit het stellen van eindeloze hoeveelheden vragen aan de regering. Toen Jeekel in de Kamer zat werden er nog maar 1500 Kamervragen per jaar gesteld. Figuur 1 laat zien dat het aantal Kamervragen sindsdien is verdubbeld. In 2019 werd een record bereikt met 3078 schriftelijke Kamervragen. Dat zijn gemiddeld 20 vragen op elke parlementaire werkdag.

 
De grafiek stijgt van ongeveer 250 in 1960 naar 1750 in 1972. Vanaf 1978 daakt get gestaat weer naar ongeveer 700 in de beginjaren 1990. Vanaf 1996 ligt het op ongeveer 1500 en vanaf 2007 schommelt het tussen de 2000 en 3000

Figuur 1. Aantal schriftelijke vragen per jaar, Tweede Kamer 1960-2024 (abs)

Waarom komt die toename vandaan?

In ons onderzoek lopen we een aantal verklaringen na. Komt het misschien door de versnippering? Er zijn steeds meer fracties in de Kamer; dat leidt vast tot meer vragen. Maar daar vinden we geen bewijs voor. Ook in de jaren zeventig waren er veel fracties – en toch lag het aantal vragen toen veel lager. De opkomst van populistische partijen is eveneens niet de verklaring. De SP stelt inderdaad meer vragen per zetel dan andere partijen, maar de meeste vragen per zetel kwamen van de PvdA. Aan de andere kant van het politieke spectrum scoort de PVV zelfs extreem laag. In heel 2024 stelde de grote PVV-fractie gemiddeld maar 3 Kamervragen per zetel. Dat lage PVV-cijfer verklaart overigens wel waarom het totale aantal vragen in 2024 daalde: de grootste fractie deed nauwelijks mee.

Zetels zijn minder zeker dan ooit

Veel plausibeler is dat die enorme toename een reactie is op de grote beweeglijkheid onder de kiezers sinds de jaren negentig.

 
Het aantal Kamervragen verloopt zoals beschreven in figuur 1. De volatiliteit loopt daar (uitgedrukt in percentage) parallel aal. In de jaren 1970 ligt het hoger, en begin jaren 90 weer lager. Daarna stijgt het.

Figuur 2: aantal Kamervragen (linkeras) en volatiliteit (rechteras), 1959-2023.

Figuur 2 laat zien dat de toename in het aantal Kamervragen synchroon loopt met de toename in de bewegelijkheid (volatiliteit) van de kiezers. Bij elke verkiezing wisselen er tegenwoordig grote aantallen zetels van partij. Kamerleden zijn daardoor sinds 1994 hun zetel niet meer zeker. Bij de volgende verkiezing kan het zo weer gedaan zijn met het Kamerlidmaatschap. Wie niet in de top tien van de kandidatenlijst staat, heeft weinig kans op herverkiezing.

Dit maakt dat het leven in de Kamer steeds meer het karakter heeft van een permanente campagne (Otjes & Louwerse, 2018). “Wat ze zeggen is waar” verzuchtte ooit Paul Rosenmöller in een interview, "de verkiezingscampagne begint op de dag na de verkiezingen”. Door veel Kamervragen te stellen kunnen Kamerleden laten zien dat ze ertoe doen en maken ze meer kans om hoog op de lijst te komen (Louwerse & Van Vonno 2021:16).

Tegelijkertijd is ook het aanbod aan onderwerpen om vragen over te stellen fors toegenomen. Er kwamen de afgelopen decennia steeds meer en steeds actievere toezichthouders, lobbygroepen, parlementaire journalisten en sociale media. Zij zorgen voor een continue aanvoer van kwesties. Kamervragen passen goed binnen de medialogica: het zijn simpele, betrekkelijk eenduidige boodschappen die zich lenen voor korte nieuwsberichten en sociale media.

Van informeren naar profileren

De toename van het aantal Kamervragen valt dus goed te begrijpen wanneer je Kamervragen niet ziet als middel om informatie te krijgen van de regering, maar als middel tot profilering. De laatste decennia is het belang van die expressieve functie van Kamervragen toegenomen. Kamerleden kunnen, in de steeds kortere tijd die hen op het Binnenhof is gegeven, hun achterban zo laten zien dat ze voor hen aan de slag zijn. En, nog veel belangrijker, Kamerleden kunnen zich zo in de media profileren en daarmee de kans op herverkiezing enigszins vergroten. Een van de eersten die dat in de gaten had was het VVD-Kamerlid Hans Wiegel. Begin zeventiger jaren gaf hij al aan dat het stellen van vragen niet diende om informatie te vergaren: “Als je als politicus je naam in de krant wilt hebben, stel je een vraag; wil je iets weten dan bel je het departement”.

Zichtbaar zonder vragen

Er is één opvallende uitzondering: de PVV. De PVV-Kamerleden stellen nauwelijks vragen. Zij hoeven niet naar buiten zichtbaar te zijn om op een partijcongres hoog op de kandidatenlijst te komen. Er is geen partijcongres. Wat telt is loyaliteit aan de partijleider – het enige lid van de partij. De PVV-fractie kiest niet voor profilering via Kamervragen en traditionele media, maar via het dagelijks posten door Wilders van statements op X en andere sociale media. Voor de PVV-Kamerleden is de Kamer geen podium voor profilering, maar vooral een plek om ‘er te zijn’ – als teken van politieke macht.

 

Anchrit Wille is hoogleraar Transities in de Publieke Sector, Universiteit Leiden. Mark Bovens is emeritus-hoogleraar Bestuurskunde, Universiteit Utrecht.

Deze bijdrage is gebaseerd op een breder onderzoek naar de enorme toename van het aantal Kamervragen dat onlangs is gepubliceerd: Mark Bovens & Anchrit Wille (2025). Alle dagen Kamervragen, B&M 52 (3), 221-244.

Referenties

Otjes, S., & Louwerse, T. (2018). Parliamentary questions as strategic party tools. West European Politics,41(2), 496-516.

Louwerse, T. P., & Vonno, C. M. C. van. (2021). Moving up or down: parliamentary activity and candidate selection. The Journal of Legislative Studies, 28 (2), 216-242.