Een ‘spionerend’ Kamerlid – en dan?

donderdag 18 december 2025, 13:00, Rowin Jansen

Onlangs vond in de Duitse Bondsdag een fel debat plaats over de relatie tussen Rusland en Alternative für Deutschland (AfD). Eerder had de Duitse geheime dienst de AfD al bestempeld als rechtsextremistisch. Nu klonk van verschillende kanten het vermoeden dat leden van de AfD-fractie handelden in opdracht van Rusland. Harde verwijten als “landverraad”, “useful idiots” en “het Trojaanse paard van het Kremlin” vielen. De kwestie was aan het rollen gekomen door de deelstaatminister van Binnenlandse Zaken in Thüringen, die AfD’ers openlijk verdacht van spionagepraktijken. De AfD-parlementariërs stelden hem namelijk steeds heel specifieke vragen over gevoelige veiligheidsthema’s. “Het wekt de indruk dat de AfD een Kremlin-bestellijst afwerkt’, aldus de deelstaatminister.1)

Deze kwestie staat niet op zichzelf. In 2023 bleek dat het Belgische parlementslid van Vlaams Belang Frank Creyleman als informant had opgetreden van de Chinese geheime dienst. Een jaar later stelden journalisten dat diens partijgenoot Filip Dewinter hetzelfde zou hebben gedaan en klonken er beschuldigingen aan het adres van een AfD’er wegens het aannemen van Russisch geld. Tsjechische inlichtingenbronnen onthulden indertijd dat politici uit Duitsland, Frankrijk, Polen, België en Hongarije geld ontvingen uit Moskou. Ook enkele Nederlandse politici van Forum voor Democratie (FVD) en Partij voor de Vrijheid (PVV) zouden zijn betaald voor pro-Russische propaganda, zo is in de media wel gesuggereerd.2) Weer wat later bleek er binnen het Europees parlement te zijn gespioneerd voor onder meer China, Rusland, Hongarije en Qatar. Deze problematiek speelt bovendien niet alleen in Europa. Ook in Australië en Nieuw-Zeeland kwamen recent verschillende spionagezaken in het nieuws, waaronder een ‘agressief’, vanuit het buitenland aangestuurd, spionnennetwerk dat onder de codenaam ‘A-team’ opereerde onder parlementariërs.3)

Voor alle helderheid: deze in de media geuite vermoedens zijn nooit officieel bevestigd. Dit soort berichten keert echter zo vaak terug, dat spionage en ongewenste buitenlandse beïnvloeding als reële risico’s moeten worden beschouwd – ook binnen de kring van Kamerleden. De huidige geopolitieke turbulentie en de opmars van autocraten geven extra reden tot zorg. Parlementariërs zijn om meerdere redenen namelijk een aanlokkelijk doelwit: zij beschikken over politieke macht, toegang tot (staats)geheime informatie en kunnen een podium bieden voor autocratische ideeën. Spionage en ongewenste buitenlandse beïnvloeding kunnen dan verschillende vormen aannemen, van het fungeren als spreekbuis voor een buitenlands regime tot het doorsluizen van gerubriceerde documenten. Zulk handelen is laakbaar, potentieel gevaarlijk en mogelijk ook strafbaar. Waakzaamheid is dus geboden. Maar hoe zoiets nu te onderkennen en te bestraffen? Daarover is nog weinig nagedacht. Wat betreft het heimelijk doorsluizen van geheimen lijkt naar geldend recht het volgende (on)mogelijk.

Inlichtingenonderzoek en strafvervolging

Vermoedens van spionageactiviteiten door parlementariërs kunnen op verschillende manieren rijzen. Niet zelden gebeurt dat via de media, zoals de genoemde voorbeelden laten zien. Het is ook denkbaar dat de Nederlandse geheime diensten – AIVD en MIVD – tijdens een inlichtingenonderzoek op dergelijke activiteiten stuiten. Zoiets raakt immers de nationale veiligheid. Als er politici in het geding zijn, zullen de diensten in hun verdere onderzoek echter grote terughoudendheid betrachten, al was het maar om het verwijt van inmenging in de politiek te voorkomen. Wel is er soms een ‘awareness-gesprek’ mogelijk. Zo is bekend dat Thierry Baudet in 2020 door de AIVD is gewaarschuwd dat zijn partij en hijzelf benaderd zouden kunnen worden door Russische agenten.4)

Onder voorwaarden mogen de diensten met het openbaar ministerie informatie delen voor een strafrechtelijk onderzoek. Een zogenoemd ‘ambtsbericht’ kan resulteren in een vervolging voor verschillende delicten. Het openbaar ministerie kan daartoe uiteraard ook op basis van eigen onderzoek overgaan. Het compromitteren van (staats)geheime informatie was van oudsher al strafbaar en kan leiden tot jarenlange gevangenisstraf. Datzelfde geldt voor omkoping. Even geleden is een nieuw spionagedelict ingevoerd. Op grond van artikel 98d van het Wetboek van Strafrecht is het nu ook strafbaar om, kort gezegd, in het geheim gevoelige informatie te delen met een buitenlands regime.

Tijdens de parlementaire behandeling van dat nieuwe delict schetsten senatoren het volgende scenario: “als een parlementslid dat goede contacten onderhoudt met de regeringsleider van Hongarije tijdens een besloten diner bij hem thuis zich laat ontvallen dat hij heeft gehoord dat er voornemens zijn om Oekraïne toe te staan Nederlands gevechtsmaterieel in te zetten op Russisch grondgebied, handelt dit parlementslid dan in strijd met het nieuwe artikel 98d Sr?”5) Het antwoord van de regering luidde bevestigend. Voor parlementariërs geldt weliswaar de strafrechtelijke immuniteit van artikel 71 Grondwet, maar alleen voor hetgeen zij in het parlement zeggen of daar schriftelijk inbrengen. Alles daarbuiten kan aanleiding geven tot vervolging.

Voor de vervolging van ambtsdelicten is de drempel echter hoog. De speciale procedure van artikel 119 Grondwet geldt dan. De betreffende politicus zal voor de Hoge Raad moeten terechtstaan in eerste en enige aanleg. De vervolgingsbeslissing moet worden gegeven door het parlement of de regering, en is daarmee een politieke kwestie. Deze stokoude procedure is, in de woorden van de commissies-Prinsjesdagstukken (2010), -Schouten (2016) en commissie Fokkens (2018), ‘in de praktijk onbegaanbaar’ en ‘een mission impossible’ gebleken. Tot een succesvolle vervolgingspoging kwam het nooit.

Men zou kunnen denken dat de hier bedoelde spionagehandelingen kwalificeren als een ambtsdelict. Dat kan, maar dat hoeft niet per se zo te zijn. Er zijn – in theorie – enkele scenario’s waarin een Kamerlid wel strafbaar handelt, maar geen ambtsdelict begaat. Denk aan het doorspelen van gevoelige informatie die is verkregen via contacten in de hogere diplomatieke echelons of als lid van een raad van toezicht van een militair kenniscentrum. Het openbaar ministerie kan in dat soort gevallen wél zelf tot vervolging besluiten. Voor al het overige vormt artikel 119 Grondwet een sta-in-de-weg.

Parlementsrechtelijke maatregelen

Kan het parlement ook zélf iets doen om zijn gelederen schoon te houden? Jazeker, maar ook daar zitten haken en ogen aan. Als een Kamerlid vertrouwelijke informatie openbaart tijdens een vergadering, is er bar weinig mogelijk. De voorzitter kan dan wel ingrijpen met ordemaatregelen (als hij de doorbreking van geheimhouding al weet te signaleren), maar dan is het kwaad al geschied. Als een Kamerlid buiten de vergadering vertrouwelijke informatie doorspeelt naar een buitenlands regime overtreedt hij het Reglement van Orde en de Gedragscode. In het uiterste geval kan dat leiden tot een schorsing van maximaal één maand. Op een andere grondslag is het ook mogelijk om een Kamerlid een tijdlang uit te sluiten van deelname aan commissievergaderingen en van bepaalde informatiestromen. Dat laatste kan zelfs voor de rest van de zittingsduur. Punt is echter: de oplegging van deze maatregelen vereist een meerderheidsbeslissing.

Serieuze consequenties

Toen fascistische en communistische politici in de jaren dertig aan populariteit wonnen, speelden staatscommissies en rechtswetenschappers met het idee voor een aanvullende procedure om, langs politieke weg, een Kamerlid uit zijn ambt te kunnen zetten wegens schending van de geheimhoudingsplicht. Zover kwam het echter nooit. De strafrechtelijke aansprakelijkheid en de interne ordebevoegdheden volstonden toch om Kamerleden die over de schreef gaan in toom te houden?

Anno 2025 valt dat nog maar te bezien. Juridisch is er wel het nodige in stelling te brengen tegen een ‘spionerend’ Kamerlid. Maar in veel gevallen zal een politieke meerderheid daaraan moeten meewerken en die is vandaag de dag geenszins verzekerd. Deze conclusie is onontkoombaar, maar ook onbevredigend. Wat mij betreft zouden stevige sancties bij spionage een realistische optie en niet slechts een theoretische mogelijkheid moeten zijn. Een parlementariër vervult een voorbeeldfunctie. Juist vanwege zijn rol in het hart van de democratie mag van hem onberispelijk gedrag en loyaliteit worden verwacht. Misbruik van deze bijzondere positie om buitenlandse belangen te dienen, mag dan ook niet zonder serieuze consequenties blijven.

Rowin Jansen is universitair docent Nationale veiligheidsrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Een uitgebreidere juridische analyse van deze problematiek is onlangs gepubliceerd in Ars Aequi.