N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Van uniek naar universeel: aantallen moties door de jaren heen
In 2024 diende Tweede Kamerlid Henri Bontenbal (CDA) een wijzigingsvoorstel in voor het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Het inmiddels afgewezen voorstel diende met name om het aantal moties in de Kamer terug te dringen. Hij verwees hierbij naar een artikel van de NOS uit 2022 waarin het ging over een recordaantal ingediende moties in de Tweede Kamer. In dat jaar werden maar liefst 5010 moties ingediend volgens de vijftiende Staat van de Kamer.
Bontenbal is niet de eerste parlementariër die roept om actie tegen de schijnbare motie-overvloed. Al in 1986 schreef Prins over de discussie over het aantal moties, die toen al een eeuw oud was.1) Recenter nog bracht in 2021 de werkgroep Versterking functies Tweede Kamer (de zogeheten werkgroep-Van der Staaij) een rapport uit. Zij adviseert te onderzoeken of er beperkingen kunnen worden gesteld aan het indienen van moties, bijvoorbeeld door een debatgebonden maximumaantal moties per fractie.2)
In mijn bachelorscriptie3) heb ik onderzoek gedaan naar onder meer het voorstel-Bontenbal, Tweede Kamermoties en motieaantallen. Nu is mij gevraagd de historische ontwikkeling van aantallen moties uit te diepen. Is er altijd een groot aantal moties ingediend, of is het een relatief nieuw verschijnsel? In dit artikel wordt uiteengezet wat de cijfers zijn, van de jaren 1960 tot nu, met behulp van grafieken.
Het begin: de jaren zestig
De geschiedenis van de motie zoals wij die kennen, gaat terug tot de motie-De Man in 1849.4) Beschikbare informatie over motieaantallen reikt echter niet zo ver terug. Website Politiek Compendium (tegenwoordig Compendium Politiek) heeft op basis van gegevens van het Parlementair Documentatiecentrum (PDC) een tabel gemaakt. Deze gaat terug tot het parlementair jaar 1960-1961. Ook Prins gaat in zijn boekbijdrage niet verder terug dan datzelfde parlementair jaar.
Wat we voornamelijk zien in de cijfers is dat het instrument van de motie bijzonder weinig werd gebruikt: tussen de Parlementaire jaren 1960 en 1963 blijft het aantal ingediende moties rond de twintig, waarna het in 1963-’64 daalt naar slechts negen. Daarna loopt het aantal gestaag op en het decennium sluit af met ongeveer tweehonderd moties.
Stilte en storm: jaren zeventig en tachtig
De jaren zeventig laten een afvlakking zien: er is slechts een lichte stijging en tussen 1970-1971 en 1977-1978 worden gemiddeld 238 moties per parlementair jaar ingediend. Er zijn enkele kleine uitschieters in de jaren ’74-’75 en ’75-’76, toen voor het eerst de driehonderd werd overschreden. Toch valt het aantal moties het jaar erna weer terug naar 216 en er komt pas een einde aan het plateau tegen de jaren ’80 aan, waarin het motieaantal ineens in zeer korte tijd enorm toeneemt.
In drie jaar tijd, tussen ’77-’78 en ’79-’80, is de Kamer in een soort motiedrift geraakt en meer dan verdrievoudigt zij haar motie-output. In het parlementaire jaar 1979-’80 overschrijdt het aantal moties voor het eerst de duizendgrens. Dit zou hierna slechts nog twee keer voorkomen in de twintigste eeuw, nog in hetzelfde decennium: in ’83-’84 en ’84-’85. Ook de overige jaren ’80 zijn niet bepaald rustig, met een gemiddelde van 611 moties ingediend per jaar, buiten voorgenoemde piekjaren om.
De jaren negentig: twee duizendtallen in zicht
Hoewel in de eerste helft van de jaren negentig het aantal moties wat terugliep – gemiddeld zo’n 480 per jaar tot en met 1994-1995 – liep het daarna snel weer op tot ruim achthonderd per jaar. In ’96-’97 zelfs ruim negenhonderd. Officiële cijfers geven aan dat in de 21e eeuw ook nog wel eens minder dan duizend moties zijn ingediend, maar officieus waren de jaren ’90 de laatste voor twee duizendtallen: de jaartelling én de motietelling.
Intermezzo
Voordat cijfers van de 21e eeuw worden behandeld het volgende: deze zijn, in tegenstelling tot die van de 20e eeuw, opgesteld per kalenderjaar, niet per zittingsjaar. Bovendien zijn er geen betrouwbare cijfers te vinden voor aantallen aangenomen moties voor de kalenderjaren 2000-2004. Vanaf 2005 staat alles netjes vermeld in de Staat van de Tweede Kamer.
Stroomversnelling: de 21e eeuw
Eenmaal aangekomen in de 21e eeuw gaat het aantal moties hard. Alleen in 2000 en 2001 nog werden (verwaarloosbaar) minder dan duizend moties ingediend. Vanaf 2007 zit de vaart er goed in en vanaf 2008 zou – behalve 1734 stuks in 2010 – tot op heden niet minder dan 2000 moties in een jaar worden ingediend. Na 2017 is dat zelfs drieduizend. Er wordt record na record gevestigd. In 2008, ’09 en ’10 worden opeenvolgend records gevestigd en in 2011 was het nieuwe record 3679. In 2018 wordt het eerste record boven de vierduizend gevestigd (4141), wat een jaar later gelijk weer wordt verbroken met 4545 moties. Drie jaar later, in 2022, wordt het huidige record gezet: een verbijsterende 5010 moties ingediend. Dat is ruim dertig per parlementaire werkdag.
Hoe zit het dit jaar dan eigenlijk? Tot en met augustus 2025 werden er 3093 moties ingediend. Als de Kamer dit tempo volhoudt tot en met december 2025, zal dat neerkomen op 4639 ingediende moties: weer een stijging ten opzichte van voorgaande jaren en bijna een nieuw record.
Conclusie
Dat er duizenden moties worden ingediend per jaar is duidelijk een nieuw verschijnsel. Toch is de traditie van ‘slechts’ honderden moties al tientallen jaren oud. Nochtans is het geen instrument dat in de geschiedenis consistent zo veel is toegepast. Waar de aantallen moties in de jaren tachtig kinderspel zijn vergeleken met het heden, waren ze in hun tijd duizelingwekkend hoog vergeleken met slechts jaren ervoor, laat staan decennia. Het blijft wat dat betreft een kwestie van perspectief, maar dat er iets aan moet gebeuren valt moeilijk te ontkennen.
-
1)J.H. Prins, ‘De Motie’, in: H.M. Franssen (red.), Het parlement in aktie, Assen: Van Gorcum 1986, 129-165.
-
2)Versterking functies Tweede Kamer. Meer dan de som der delen (Rapport werkgroep versterking functies Tweede Kamer, ‘Werkgroep-Van der Staaij’), bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 35992, nr. 1, p. 33-34.
-
3)Titel: De motie van orde: meer last dan lust. Terugdringen van grote aantallen moties in de Tweede Kamer in de eenentwintigste eeuw. (Niet gepubliceerd)
-
4)Prins 1986, p. 132-133.
Reinier van der Horst is masterstudent arbeidsrecht aan de Universiteit Leiden. Hij schreef in 2025 zijn bachelorscriptie over moties bij de afdeling Staats- en Bestuursrecht, Universiteit Leiden onder begeleiding van prof.dr. Bert van den Braak