Drie opties voor de Britse zetels in het Europees Parlement na Brexit

maandag 27 november 2017, analyse van Casper van Vliet

Op 19 maart 2019 moet blijken of het Verenigd Koninkrijk klaar is met het overzetten van duizenden Europese regels naar nationale wetgeving. De EU en de Britten hebben die dag hun scheidingspapieren hopelijk op orde en gaan netjes ieder apart verder. En de EU zelf? Lidstaten en Europees Parlement moeten tot een vergelijk komen over de 73 stoelen die na het vertrek van Britse Europarlementariers leeg blijven. Wat wordt daarmee gedaan? Het is een ogenschijnlijk onschuldige kwestie die de EU moet regelen als gevolg van de Brexit.

Ogenschijnlijk, want de onderhandelingen hierover zullen gepaard gaan met gereken, geritsel en gekonkel. Precies zoals het altijd is gegaan wanneer er stemmen of zetels te verdelen zijn geweest in de EU. Er zijn in het verleden vele nachtelijke sessies door de Europese Raad gewijd aan een zetel meer of minder in het EP, of een stem meer of minder in Raad.

Waarom is dat? Het eenvoudige antwoord: macht. Iedere zetel meer of minder betekent meer of minder invloed voor een land, dus lidstaten zullen alles doen om die ene extra zetel binnen te slepen. Of om ervoor te zorgen dat de status quo gehandhaafd blijft. Welke opties zijn er en lijken haalbaar? Een overzicht:

  • 1) 
    Onderling verdelen

De lidstaten verdelen de 73 zetels onderling na lang geruzie over de verdeelsleutel. Het toewijzen van zetels naar rato van de huidige verdeling lijkt voor de hand te liggen. De kleinere lidstaten zijn nu overbedeeld; het aantal inwoners per zetel ligt voor hen veel lager dan voor de grotere lidstaten. Die willen daar iets aan veranderen. Maar dan worden die nog dominanter, zo luidt het tegenargument. Dat knelpunt van groot tegen klein is niet zomaar opgelost.

Iedere verdeling van zetels stuit op een prangend praktisch probleem: een land mag volgens de Verdragen maximaal 96 zetels hebben. Duitsland zit al aan dat maximum. Daar is al aan eens aan gemorreld - ze hadden er tijdelijk 99 - maar de limiet permanent aanpassen vereist een Verdragsverandering. Daar zit niemand op te wachten. Ondertussen zal Duitsland toch niet akkoord gaan met een oplossing waarbij ieder land behalve Duitsland zelf er zetels bij krijgt.

  • 2) 
    Transnationale zetels

De 73 zetels worden transnationale zetels. De kiesgerechtigden in EU mogen dan naast een stem op een nationale kandidaat ook een stem uitbrengen op een Europese lijst. Het Europees Parlement heeft al uitvoerig gerapporteerd over de praktische kanten van een Europese kieslijsten.

Behalve een deel van dat EP en een enkele politicus in de lidstaten lijkt deze optie niet echt op steun te kunnen rekenen. In Italië hebben de transnationalen een bondgenoot, en de nieuw gekozen Franse president Macron heeft met zijn 'En Marche' beweging het idee onverwachte wind in de rug gegeven. Toch zal deze steun waarschijnlijk niet genoeg blijken.

  • 3) 
    Niets doen

De laatste optie lijkt de meest eenvoudige, en is misschien wel de meest haalbare: niets doen. Het Europees Parlement blijft - zoals Verdragsmatig is bepaald - 751 zetels tellen, alleen blijven 73 daarvan permanent onbezet. Er blijven dan 678 meer en minder actieve Europarlementariërs over die hun werk voortzetten.

Bijkomend voordeel: mocht de Unie in de toekomst nog uitgebreid worden, dan kan een deel van de onbezette zetels aan een nieuwe lidstaat worden toegewezen zonder dat andere landen zetels hoeven in te leveren. Dat scheelt dan weer de nodige hoofdbrekens.

Maar helemaal zonder gevolgen is deze oplossing niet. En dat zit hem in de stemwijze in het Europees Parlement. Op een aantal beleidsterreinen én bij gevoelige zaken als het schorsen van een lidstaat of het opzeggen van het vertrouwen in de Europese Commissie is de drempel voor een stem vóór de meerderheid van het aantal leden. Het halen van die drempel is duidelijk: de helft plus één van het aantal zetels, 376 (de voorzitter stemt in principe niet mee). Bij 678 actieve leden wordt het lastiger om aan dat aantal te komen; in plaats van 50,1 procent voor een benodigde meerderheid wordt dat 55,5 procent.

Toch kan het zomaar zijn dat die oneffenheid voor lief genomen wordt door diegenen die het laatste woord hebben over de zetelverdeling in het EP. Dat zijn de lidstaten. Zij ontlopen op die manier een machtsstrijd in eigen gelederen, en het zal ook nog eens goede pr opleveren: minder dure Europarlementariërs waar 'wij' de burgers voor moeten betalen. Het is het soort cynisme dat misschien nog wel het beste past bij het drama dat brexit heet.

Informatie over de samenstelling van het EP: VEU artikel 14, Verklaring betreffende het politieke akkoord van de Europese Raad over het ontwerp-besluit inzake de samenstelling van het Europees Parlemen, Reglement van Orde EP, en diverse beleidsartikelen in het VwEU.