De cessieovereenkomsten van de SP en het vrije mandaat van volksvertegenwoordigers

maandag 27 november 2017, analyse van Prof. mr. Hansko Broeksteeg

Op 22 februari jl. deed de rechtbank Midden-Nederland een principiële uitspraak met potentieel verstrekkende gevolgen voor de Socialistische Partij.[1] In het civiele geding vorderde de fractievoorzitter van de SP in de gemeenteraad van Noordoostpolder dat haar raadsvergoeding op de bankrekening van de SP gestort moet worden.

Het raadslid en de SP waren daartoe een overeenkomst van cessie aangegaan, waarvan aan de gemeente mededeling was gedaan. De gemeente weigerde daaraan mee te werken, omdat zij de vergoeding alleen aan raadsleden en niet aan derden wilde betalen. De rechtbank stelde vast dat het raadslid in de constructie van cessie voor haar inkomen financieel afhankelijk wordt van haar partij. De overheid zou dan meewerken aan het bewerkstelligen van een afhankelijkheidsrelatie tussen ambtsdrager en partij. Die afhankelijkheid is, zo oordeelde de rechtbank, ‘in strijd met het uitgangspunt in het Nederlandse staatsrecht dat de individuele volksvertegenwoordiger een individueel mandaat bezit en zonder last en ruggespraak moet kunnen functioneren’. De cessieovereenkomst brengt, zo besloot de rechtbank, het vrije mandaat van het raadslid in gevaar, is daarom in strijd met de openbare orde en nietig ingevolge art. 3:40 BW.

Plasterk grijpt in

De uitspraak was voor minister Plasterk (PvdA) aanleiding om een brief te schrijven aan de colleges van GS en van B&W van alle Nederlandse provincies en gemeenten. [2] Plasterk gaf daarin weer dat de besturen van deze overheden de raadsvergoedingen voortaan moeten overmaken op de persoonlijke bankrekening van de SP-volksvertegenwoordigers en niet op de bankrekening van de politieke partij SP. Ongeveer een derde van deze overheden zou gehoor willen geven aan de oproep van Plasterk.

Plasterks oproep was in dat opzicht merkwaardig dat hijzelf een eerder wetsvoorstel om een einde te maken aan deze cessieovereenkomsten heeft ingetrokken. Het voorstel was afkomstig van Plasterks ambtsvoorganger en partijgenoot Ter Horst. Maar het kabinet-Rutte II achtte de voortzetting van de behandeling van dit wetsvoorstel ‘niet langer opportuun’.[3] Naar verluidt zou de intrekking bevorderd zijn door coalitiegenoot VVD, die weinig zou zien in een regeling die de contractsvrijheid op deze wijze beperkt. Het geeft weer dat men kennelijk verschillend kan denken over de cessieovereenkomsten en over de vraag of deze overeenkomsten in strijd zijn met het vrije mandaat van de volksvertegenwoordiger.

Geen beperking van de vrije wil

Aan de ene kant staat de opvatting dat de cessieovereenkomsten uit vrije wil zijn aangegaan en dat zij ook uit vrije wil kunnen worden opgezegd. Dat een SP-volksvertegenwoordiger die niet meewerkt aan het aangaan van de overeenkomst dan wel deze opzegt wellicht niet langer door zijn partij verkiesbaar wordt gesteld, doet daaraan niet af. Bovendien beperkt een cessieovereenkomst niet het vrije mandaat van de volksvertegenwoordiger. Hij kan stemmen zoals het hem goeddunkt en de SP kan haar volksvertegenwoordigers op geen enkele wijze tot zetelafstand dwingen. Van strijd met art. 67 lid 3 en art. 129 lid 6 Grondwet is daarom geen sprake.

Schijn van financiële afhankelijkheid

Aan de andere kant staat de opvatting zoals die ook door de rechtbank is uitgedragen. Door het aangaan van een cessieovereenkomst plaatst een volksvertegenwoordiger zich in een afhankelijkheidsrelatie tot zijn politieke partij. En die politieke partij – dat geldt heus niet alleen voor de SP – heeft er belang bij haar volksvertegenwoordigers te beteugelen. Niet voor niets heerst er bij (nagenoeg) alle Tweede Kamerfracties een sterke fractiediscipline. En hoewel er geen indicaties zijn van beïnvloeding door de SP van haar volksvertegenwoordigers door middel van (bijvoorbeeld) een korting op de bezoldiging, kan de cessieconstructie potentieel wel op deze wijze worden misbruikt. In ieder geval is de schijn van financiële afhankelijkheid gewekt.

Dat laatste weegt mijns inziens zwaar. Het vrije mandaat gaat uit van onafhankelijkheid van volksvertegenwoordigers. Dat impliceert financiële onafhankelijkheid van de ‘eigen’ politieke partij. Dat Plasterk draait en zich nu tegen de cessieovereenkomsten heeft uitgesproken, is daarom begrijpelijk en verstandig. Dat hoeft niet te betekenen dat de SP inkomsten misloopt. Het staat haar loyale volksvertegenwoordigers geheel vrij om ruime donaties aan de partij te doen. Vanaf de eigen bankrekening welteverstaan.

 

[1] Rb. Midden-Nederland 22 februari 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:843.

[2] Brief minister Plasterk, kenmerk 2017-0000453803.

[3] Kamerstukken II 2009/10, 32 220, nrs. 1-3 en 32 221, nrs. 1-3; Kamerstukken II 2012/13, 32 220, nr. 13 en 32 221, nr. 11.