N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het klimaat in de rechtbank: wat vindt de burger?
Wereldwijd krijgt het klimaat steeds meer aandacht in de rechtbank, en vaak met succes. Waar Urgenda in Nederland in 2013 een van de voorlopers was om de staat voor de rechtbank te dagen, zijn klimaatrechtszaken inmiddels wijdverspreid. En niet alleen tegen staten, maar ook tegen bedrijven worden zaken aangespannen. Zoals de zaak van Milieudefensie tegen Shell waar de Hoge Raad zich nu over moet buigen.
Nederland wordt als belangrijk gezien voor de klimaatrechtspraak wereldwijd.1) Toch is er weinig bekend over het perspectief van de Nederlandse burgers: wat vinden zij van dergelijke initiatieven? Moeten er meer of minder klimaatzaken gevoerd worden? Is er meer steun voor klimaatzaken tegen bedrijven, zoals de zaak tegen Shell, of tegen overheden, zoals de Urgenda-zaak? En mag de rechter eigenlijk wel ingrijpen in klimaatbeleid of is dit een taak van de politiek?
Wereldwijd meer klimaatzaken
Figuur 1 laat zien dat klimaatzaken al sinds de jaren tachtig worden aangespannen, zij het aanvankelijk slechts enkele per jaar. Pas in de afgelopen twee decennia zien we een sterke toename in het aantal klimaatzaken. Deze ontwikkeling is om meerdere redenen bijzonder. Lange tijd vond het merendeel van de gedocumenteerde klimaatzaken plaats in de Verenigde Staten, gevolgd door Australië, het Verenigd Koninkrijk en Brazilië. Tegenwoordig zien we echter dat klimaatzaken in steeds meer landen voorkomen. Inmiddels komt ongeveer 8% van de klimaatzaken wereldwijd uit landen in het mondiale zuiden.2)
Een andere ontwikkeling is dat een groeiend aantal klimaatzaken op internationale fora wordt uitgevochten. Zo diende in 2024 bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een zaak die door de vereniging KlimaSeniorinnen tegen Zwitserland was aangespannen. Meestal wordt hierbij het initiatief genomen door burgers of door NGO’s, en vaak betreft het zaken tegen overheden, bijvoorbeeld tegen haar algemene klimaatbeleid of klimaatambities. In 2023 bestond 70% van alle klimaatzaken uit dergelijke zaken, 25% van de zaken werd aangespannen tegen een bedrijf (dat, wellicht verbazingwekkend, steeds vaker uit andere sectoren dan de fossiele sector komt).
Het perspectief van de burger
In een door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) gefinancierd onderzoeksproject onderzochten wij wat Nederlanders van klimaatzaken vinden. We verzamelden enquêtedata onder een representatieve steekproef van zo’n 3,000 respondenten in 2021.3) In deze enquête legden we respondenten tien vragen voor over klimaatzaken. Over zaken, zoals die tegen Shell, vroegen we bijvoorbeeld of de respondent het eens of oneens is met de volgende uitspraken: “Het is niet de taak van de rechter om bedrijven te verplichten om klimaatverandering tegen te gaan. Dat is de taak van de politiek.” En: “Er zouden meer klimaatrechtszaken tegen bedrijven moeten worden gevoerd”.
Meer of minder klimaatzaken?
Iets meer dan de helft van de Nederlanders vindt dat er meer klimaatrechtszaken moeten komen, zowel tegen de overheid als tegen bedrijven. Een kwart van de respondenten zegt geen klimaatzaken meer te willen, zo’n 10% is alleen voor klimaatzaken tegen bedrijven maar niet tegen de overheid, en zo’n 5% is voor klimaatzaken tegen de overheid maar niet tegen bedrijven. Onder deze gemiddelden gaan belangrijke verschillen schuil.
Politieke ideologie speelt een grote rol. In ons onderzoek gingen we uit van het traditionele onderscheid tussen politiek ‘links’, ‘centrum’ en ‘rechts’, en vroegen we respondenten zichzelf te positioneren op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts). Deze drie groepen kijken anders aan tegen de vraag of er meer of minder klimaatrechtszaken moeten komen (zie Figuur 2). Er is een duidelijke voorkeur voor meer klimaatzaken onder de ‘linkse’ respondenten en minder klimaatzaken onder de ‘rechtse’ respondenten. Opvallend is dat, hoewel de vier visies op klimaatrechtszaken sterk in omvang verschillen, het aandeel van mensen met een ‘centrum’ oriëntatie redelijk constant blijft, telkens rond de 45% van het totaal aantal mensen dat voor een van de vier visies kiest.
Naast politieke ideologie zijn er ook duidelijke en statistisch significante verschillen naar opleidingsniveau en stedelijkheid (stad of platteland). Theoretisch geschoolden zijn vaker dan praktisch geschoolden van mening dat er meer zaken tegen bedrijven en de overheid plaats moeten vinden. Hetzelfde patroon zien we voor woonplaats. Stedelingen zijn vaker voor klimaatzaken dan mensen die in een landelijk gebied wonen. Daarnaast zien we dat mensen met hogere inkomens vaker vinden dat er minder klimaatzaken tegen bedrijven gevoerd moeten worden.
Verantwoordelijkheid voor het klimaat
Een veel gehoord tegenargument tegen klimaatrechtszaken is dat klimaatbeleid de verantwoordelijkheid is van de overheid. Op grond van de trias politica zou de rechter dit aan de wetgevende of uitvoerende macht moeten overlaten. Een aanzienlijke groep is het hiermee eens en vindt dat het niet de taak van de rechter is om bedrijven te verplichten om klimaatverandering tegen te gaan of om überhaupt stappen te nemen om klimaatverandering tegen de gaan (ondanks de grote steun voor meer klimaatzaken, zie Figuur 2). Toch geeft een deel ook aan dat de rechter wel in mag grijpen als de politiek niet voldoende onderneemt. Voor sommigen onderstreept de Urgenda zaak dat de Nederlandse overheid de burger onvoldoende beschermt tegen klimaatverandering.
Deze posities hangen wederom samen met de karakteristieken die we eerder uitlichtten (politieke ideologie, stedelijkheid, opleiding, inkomen). Maar als het gaat om de verantwoordelijkheid voor klimaatbeleid en de rol van de rechter, is er ook een duidelijke tegenstelling te zien tussen jong en oud. Jongeren zijn kritisch op de rol van de overheid en zien een belangrijke rol voor de rechtspraak om de overheid op het matje te roepen. Ouderen zijn daarentegen gematigder en minder vaak van mening dat de rechter zich mag bemoeien met klimaatbeleid.
‘Afgehaakt’ Nederland
Hoe mensen aankijken tegen klimaatrechtszaken hangt ook samen met de mate van (politiek) vertrouwen, participatie in de samenleving, en de opvatting dat klimaatverandering bestaat. Niet iedereen gelooft in klimaatverandering en deze groep is vaker tegen klimaatrechtspraak.
Dit komt overeen met het beeld dat geschetst wordt in de Atlas van afgehaakt Nederland.4) Die maakt duidelijk dat socio-economische verschillen samenhangen met uiteenliggende sociaal-culturele en politieke voorkeuren. Een kleine groep kan zich niet meer vinden in het ‘traditionele’ bestel en haakt af, door bijvoorbeeld niet meer te gaan stemmen of de politiek minder te vertrouwen.
Het was dit risico dat Mommers (2025) onlangs in de Correspondent signaleerde.5) Hij suggereerde dat hoe meer de milieubeweging de rechter inzet als politiek instrument, hoe meer het rechts-populisme zich gesterkt voelt om de rechtsstaat zelf ter discussie te stellen. Hierdoor zou de juridisering van klimaatbeleid mogelijk het gevoel van uitsluiting dat onder ‘afgehaakt’ Nederland leeft, kunnen versterken. Tegelijkertijd benadrukt klimaatjurist Tim Bleeker (door Mommers in dat interview opgevoerd) dat toegang tot de rechter juist een goed functionerende rechtsstaat waarborgt en dat overheidsbeleid toetsbaar moet zijn door de rechter.
Onze enquêtegegevens nuanceren het beeld dat Mommers schetst. Er bestaan duidelijke verschillen tussen politieke groepen als het gaat over klimaatrechtspraak, maar de positie van het brede midden wordt hierin vergeten. Het brede midden ziet een duidelijke rol voor de rechter wanneer de politiek niet ingrijpt. Voor deze groep zijn klimaatzaken ook een democratisch signaal: een uitdrukking van de wens dat fundamentele rechten en belangen, zoals een gezond en veilig klimaat, gegarandeerd worden, óók als de politiek tekortschiet.
Juliette de Wit is universitair docent aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Boudewijn de Bruin is professor aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde en de faculteit Wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Groningen.
-
1.Setzer, J. & Higham, C. (2024). Global trends in climate change litigation: 2024 snapshot. London: Grantham Research Institute on Climate Change and the Environment, London School of Economics and Political Science.
-
2.Idem.
-
3.Gebruikmakend van het LISS-panel (zie Scherpenzeel, A.C., & Das, M. (2010). “True” Longitudinal and Probability-Based Internet Panels: Evidence from the Netherlands. In Das, M., P. Ester, and L. Kaczmirek (Eds.), Social and Behavioral Research and the Internet: Advances in Applied Methods and Research Strategies. (pp. 77-104). Boca Raton: Taylor & Francis.)
-
4.De Voogd, J. & Cuperus, R. (2021). De Atlas van Afgehaakt Nederland. Kennisbank Openbaar Bestuurd. Gedownload via https://www.kennisopenbaarbestuur.nl/documenten/2021/12/17/atlas-van-afgehaakt-nederland
-
5.Mommers, J. (2025, 30 mei). Naar de rechter voor een leefbare aarde? Voer voor rechts-populisme, erkent de baas van Milieudefensie. De Correspondent. https://decorrespondent.nl/16136